Grote, vriendelijke ogen kijken mij een beetje vragend aan. Ze horen bij deze lieve zachtaardige jongen, voor wie de dingen soms wat spannend en veel zijn. De eerste keer dat hij bij mij in de grote stoel zat voelde ik direct zijn zachte energie en merkte ik zijn opluchting om naar Kinderkracht te komen. Wat vond hij het meteen al fijn om te vertellen over de dingen die hem bezig hielden.

En zo kwam Sam na de zomervakantie en de eerste weken op school, weer bij mij voor de tweede sessie. Zijn moeder had mij al even laten weten dat Sam veel moeite had met het weer naar school gaan. Hij wilde extra vaak knuffelen, had geen zin in school en mistte alle leuke dingen die ze zo fijn in de vakantie samen gedaan hadden. Het zat hem dwars en hij zat niet lekker in zijn vel.

Sam vertelde erover met een wat verdrietige en bange blik. Zijn vader was er bij en moedigde Sam zonder woorden aan om te vertellen. Dat deed hij knap, ik voelde hoe veel het allemaal voor hem was. Hoeveel moeite hij had om het fijne, veilige, met z’n allen gevoel, weer los te laten en zich weer klaar te maken voor werken in de klas. Zou het wel goed gaan? Kon hij het wel? Vonden ze hem wel aardig? Pfff…

Misschien ken je dat gevoel zelf ook wel. Van vroeger toen je zelf klein was. Of misschien ken je dat kleine meisje, of die kleine jongen nog wel ergens in jou. De diepe zucht die je voelt als je weer van alles moet. Terwijl je eigenlijk niet wil. Je weer je best moet gaan doen. Je weer spanning en stress voelt en je je stiekem afvraagt of je het (nog) wel kan en zorgen voelt opkomen over allerlei dagelijkse dingen in je leven. Dat het allemaal zo veel voelt.

Ik snapte Sam goed. En in de stilte voelde ik dat dit gevoel even aandacht nodig had.

Na een kort afscheid van zijn vader, kropen we op de zachte mat met kussens en na een kleine uitleg, zijn we samen gaan ademen. We voelden ons lijf, zakten met onze aandacht naar ons lichaam en voelden onze adem in onze buik. Een hand op de buik. We voelden ons hart en lieten alles gewoon maar toe. Alles wat er gevoeld wilde worden….

Dikke tranen rolden over zijn wangen. Ogen vol verdriet, vragend. Ja… voel maar even wat er van binnen gevoeld wil worden, liet ik hem met mijn zachte blik weten. Het is goed. Het mag. Ik was er en deed of zei even niets. Gaf het de ruimte. Gaf Sam de ruimte. En in die veilige ruimte waar we samen waren mochten de tranen komen. Wat ontzettend dapper van hem. Dat was precies wat de kleine Sam even nodig had en wat eerder nog niet gelukt was.

Vechten we niet allemaal, bewust en onbewust, vaak tegen onze tranen? We slikken ze direct weg en hup… weer door. We gaan nog meer in de doe-modus, want zolang je bezig blijft en maar blijft nadenken hoef je niet te voelen. Daar zijn we soms zo goed in geworden dat we die tranen niet eens meer opmerken, niet meer voelen dat er iets van binnen is wat aandacht vraagt. Totdat de spreekwoordelijke emmer overloopt. Je lichaam je allerlei signalen geeft, je moeheid voelt, je gevoelsthermometer oploopt, of zoals bij Sam je je bang, onveilig en onzeker voelt.

Langzaam kon Sam wat woorden geven aan wat hij voelde. Op zijn tempo, en vooral niet teveel. Ja, hij mistte zijn vader en moeder. En hij voelde zich alleen op school. Hij wilde dan zo graag naar ze toe. Het hart van deze jongen stroomde over met de liefde voor zijn ouders.

We ademden weer even en toen er nog meer tranen kwamen vroeg ik hem of hij een knuffel wilde. Ja, dat wilde hij heel graag. En zo zaten we even, Sam tegen mij aan, totdat hij voelde dat het goed was.

De tranen waren gehuild. Er was weer ruimte. Ruimte om ook vanuit de grote Sam te kijken naar wat hij wilde. Wat hij nodig had. En zo kletsten we nog wat door, gebruikten we de poppetjes waarbij we ontdekten dat iedereen een “kleintje” heeft. Ja, zijn vader en moeder ook. En dat we lief mogen zijn voor die kleintjes en ze lekker mogen laten huilen.

Hij bedacht dat hij een praatje zou gaan maken met een paar kinderen in de klas en we maakten een lijstje met wie hij dat zou willen doen. Hier sprak de grote Bram, die hele goede ideeën had en ook vertrouwen voelde om dit zelf te gaan doen.

Zijn vader luisterde aandachtig toen Sam tijdens het laatste kwartiertje vertelde over de ademoefening, de tranen en de poppetjes. Vader was blij voor Sam dat hij zijn tranen had kunnen huilen, maar ja… dat huilen. Voor zichzelf vond hij het nooit zo nodig. ‘Al dat huilen, wat heb je er aan.’

Zo had vader dat geleerd en zo had hij het altijd gedaan. Een manier, een idee, een oud patroon. Wat voor vader misschien nodig was geweest, vroeger? Wat toen werkte en nodig was. En nu had juist deze vader een hele gevoelige zoon, die iets anders nodig had. Een houding van huilen is oké. Van voel maar even, het hoeft niet weg of opgelost. Laat het er maar even zijn.

Het werkt zo mooi, hoe onze kinderen ons spiegelen. Zij nodigen ons uit om te kijken en te voelen in ons zelf. Om vooral ook ons eigen innerlijke kind te vragen wat het nodig heeft. Na al die jaren verstopt te hebben gezeten, omdat er gewoon weg geen ruimte voor was. Wat heeft dat kleine kindje in onszelf nu nodig?

Voor deze vader was dat misschien een wat minder strenge houding naar zichzelf? In de kleine opstelling met poppetje waar ik met Sam mee had gewerkt, zetten we ook een klein poppetje naast de grote vaderpop. Hoe was het voor vaders kleine jongetje in zichzelf om niet te mogen huilen?  In de woorden en in de stilte tussen de woorden voelde ik de worsteling bij vader tussen zijn hoofd en zijn hart. En Sam? Die keek in stilte naar zijn vader. Met veel aandacht.

Tenslotte vroeg ik Sam bij het rijgen van zijn complimentenkralen, waar hij het meest trots op was van onze sessie. Hij keek naar zijn vader en toen naar mij en zei met een zelfbewuste blik in zijn ogen; ‘dat ik zoveel gehuild heb.’

september 2020
Annette Hoek
Kinderkracht